Grote schedezegge

Carex subspathacea

Zeer kleine zegge met lange kruipende wortelstokken. Doorgaans twee kleine kortgesteelde rechtopstaande vrouwelijke aren en één mannelijke aar. Kafjes roodachtig, groen of zwart, vaak veelkleurig, spits. Urntje omgekeerd-eirond, groenig, met korte snavel. Twee stempels. Bladeren even lang of langer dan de halmen, smal (1 – 3 mm.), gesleufd, doorgaans achterwaarts gebogen vanaf de tamelijk lange schedes, zelden afgeplat of met omgebogen randen. Hoogte: 4 – 10 cm. Habitat: Schorren. Wijdverspreid langs de kust. Lijkt op: Geen. Bloeitijd: Mei – juni. IJslands: Flæðastör (Cypergrassenfamilie). - De Grote schedezegge domineert vaak grote delen van de lage schorren en vormt dan grote bedekkingen met kortbladige scheuten. Ze is een vroege bloeier en de vrucht rijpt snel. Laat in de zomer zijn er nadat de zaden zijn afgeschud geen aren meer te zien.