Blaasvaren

Cystopteris fragilis

Horizontale wortelstok met dubbelveerdelige bladeren. Eerste-orde-blaadjes staan ietsje los van elkaar, breder bij de bladvoet, taps toelopend naar de bladpunt. Tweede-orde-blaadjes veerlobbig. Sporenhoopjes (sori) in twee rijen aan de onderzijde van het blad, tamelijk klein; indusium aanwezig bij jonge sori. Steel van de bladschijf (-rachis/ruggengraat??) bros en tenger, doorgaans donkerbruin, soms groen. Hoogte: 10 – 25 cm. Habitat: Rotsspleten, lavaspleten en grotten, doorgaans in de schaduw. Algemeen. Lijkt op: Wimpervaren heeft harige en schubbige varenbladen, terwijl de Blaasvaren daarentegen geheel glad is; Schotse blaasvaren (zie onder). IJslands: Tófugras (Wijfjesvarenfamilie). A. Schotse blaasvaren, Cystopteris dickieana, is nauw verwant aan de Blaasvaren, maar wordt doorgaans als een aparte soort beschouwd. De sporen hebben een netwerkvormig in plaats van stekelig patroon aan hun oppervlak, zoals bij de Blaasvaren. De Schotse blaasvaren kan nauwelijks aan een ander kenmerk worden onderscheiden. De sporen zijn zó klein dat microscopisch onderzoek nodig is om zeker te zijn van het genoemde verschil. De Schotse blaasvaren wordt op een paar locaties in Noord-IJsland gevonden. IJslands: Tófugras ???