(Gewone-) Vrouwenmantel

Alchemilla vulgaris

Bloemen gegroepeerd in de bladoksels, 3 – 4 mm. breed, 4-tallig. Kroonblaadjes afwezig. Kelkblaadjes groen of groenig geel, kruisgewijs geplaatst, spits, met één eindstandig plukje haren. Smalle bijkelklobben tussen de kelkblaadjes, half zo lang. Vier meeldraden, één stamper met een ‘zijwaartse’ stijl. Grondbladeren langgesteeld (4 - 30 cm.); de bladschijf 4 – 10 cm. breed, niervormig, handnervig, met gelobde bladrand; de lobjes regelmatig getand. Iedere ondersoort heeft haar specifieke beharing. Hoogte: 15 – 40 cm. Habitat: Valleitjes en beschutte plaatsen op hellingen, in grasland en ravijnen. Algemeen. Lijkt op: Færoër vrouwenmantel. Bloeitijd: Juni. IJslands: Maríustakkur (Rozenfamilie). De (Gewone-) Vrouwenmantel wordt onderverdeeld in verschillende verscheidene ondersoorten (ssp’s), die soms als aparte soort worden beschouwd; sommige van deze soorten kunnen gemakkelijk van elkaar worden onderscheiden. De ondersoort Fijnstengelige of Haarstelige vrouwenmantel (ssp. filicaulis) kan worden herkend aan de uitstaande haren van de stelen. De steeltjes hebben òf uitstaande haren òf ze zijn glad. (Habitat:doorgaans drogere habitats). IJslands: Hliðamaríustakkur. Ssp. glomerulans (Grootbladige vrouwenmantel) heeft teruggeslagen haren aan de stelen en de bovenzijde van de bladeren; de bladeren zijn relatief groot en doorgaans lichter groen. Habitat:Komt ook op grotere hoogtes voor dan de andere ondersoorten. Algemeen in geheel IJsland. IJslands: Hnoðamaríustakkur. Ssp. wichurae (Roodstelige vrouwenmantel) heeft ook teruggeslagen haren aan de stelen, maar de bovenzijde van de bladeren is glad òf met alleen haren bij de nerven. Diepe insnijdingen tussen de bladlobben.Ze heeft tengere en doorgaans roodachtige steeltjes. Ze beperkt zich tot warmere locaties dan de andere ondersoorten en is het algemeenst in Zuid- en West-IJsland, vooral op zonnige kliffen en hellingen. IJslands: Silfurmaríustakkur.